Romaans doopvont

Na de reformatie werd alles wat aan de Rooms-katholieke erediensten herinnerde zoals altaren, beelden en dergelijke uit de protestante kerken verwijderd. Ook de stenen doopvonten die doorgaans rijk gedecoreerd waren en daardoor niet meer door de beugel konden, werden in de ban gedaan. Veelal stonden deze doopvonten aan de westzijde, het wereldlijke deel, in het schip van de kerk of ook wel onder de toren. Overleveringen van de “beeldenstorm” in Den Ham zijn niet bewaard gebleven. Maar het zal net als elders in Salland, gezien het volkskarakter, aanvankelijk niet zo’n vaart gelopen hebben. Nadat het Calvinisme meer en meer grip kreeg op het kerkelijk reilen en zeilen werden de puntjes op de i gezet.

Vaak was het geen plaatselijk initiatief maar werden kerkbesturen, van hoger hand, opgedragen zich van hun taak te kwijten. Zo verdwenen de vaak rijk bewerkte doopvonten uit de protestante kerkinterieurs, ze werden stuk geslagen of werden voor wegverharding gebruikt.

Soms werden ze gestald in een verloren hoekje onder de toren, dienden als bloembak in tuinen, voertroggen voor het vee of koelbak bij de smid zoals in Valthe gebeurde.

Mevrouw Schônlank-van der Wal heeft onderzoek gedaan naar de verschillende types stenen doopvonten en komt op acht verschillende uitvoeringen, allemaal van zandsteen gemaakt. Ze kwamen, hoe kan het ook anders, grotendeels uit Bentheim, of beter gezegd, uit Gildehaus want alles wat wij in Nederland Bentheimer zandsteen noemen komt nagenoeg allemaal uit de groeven bij Gildehaus. De ter plaatse vervaardigde, uit één kubieke meter gehouwen vonten hebben de tand des tijds redelijk goed doorstaan. Want uit haar onderzoek, in heel Nederland gedaan kon ze ruim 160 exemplaren traceren. Drenthe had er nog elf en Overijssel nog vijftien. De oudste stenen vonten dateren uit de elfde eeuw en van de negen middeleeuwse Twentse exemplaren heeft de Nederlandse hervormde kerk in Enschede de oudste.

 

 

De acht verschillede types vonten die door mevr. Schônlank-van der Wal in Nederland zijn aangetroffen. Rechtsboven het type waar ons verhaal over gaat. Opvallend is dat het huidig in gebruik zijnde vont in de hervormde kerk in Den Ham, dat van Baumberger steen is vervaardigd, niet binnen deze types past. Die vont is namelijk voordien oorspronkelijk een offerblok geweest in omgekeerde vorm. Dit gebeurde in 1940, nu zijn er stemmen die veronderstellen dat het vóórdat het een offerblok was ook al als doopvont dienst heeft gedaan. Wie het kent ziet snel dat dit niet past binnen de types die hierboven zijn afgebeeld. Hoe bewerkt het ook door de eeuwen moge zijn geweest, de zware onderkant past op geen enkele wijze qua formaat hierbinnen.

Het Drentse museum kocht in de 19e eeuw her en der zo veel mogelijk exemplaren op. Ook de Twentse Oudheidkamer, nu Rijksmuseum Twente, liet zich niet onbetuigd en wist ook een aantal exemplaren te bemachtigen, waaronder een rijk versierd Romaans vont welke wel eens uit Den Ham afkomstig zou kunnen zijn. Maar daarover later meer. De meeste teruggevonden exemplaren zijn weer op hun plaats terug en doen weer dienst als doopvont in protestante kerken, waar ze, in tegenstelling tot vroeger, een prominente plek naast de preekstoel hebben gekregen.

Nu is van de vont in het Rijksmuseum Twente bekend dat het is teruggevonden in de nabijheid van Den Ham, namelijk in Daarle op de boerderij “het Janshuis”. Het werd ontdekt door mevrouw Schutte in de jaren twintig van de vorige eeuw. Zij was indertijd schooljuffrouw in Daarle. Nu wil het verhaal dat het daar al sinds 1806 in gebruik was geweest als paardenkrib en het voor tien gulden was gekocht in Den Ham en per ossenwagen naar Daarle is getransporteerd. Op zich een heel geloofwaardig verhaal want de inwoners van Daarle kerkten indertijd in Den Ham en waren voor veel zaken aangewezen op dit kerkdorp.

Mr. G.J. ter Kuile, een vooraanstaand historicus, vermeldt dat hij in september 1927 fietsend in de buurt van Daarle een lekke band kreeg, binnenstapte in een eenzame Daarler boerenhoeve en daar tot zijn grote verbazing een rijk bewerkt Romaans doopvont als paardenkrib in gebruik aantrof. Na voorzichtig onderhandelen verwerft hij het voor de toenmalige Oudheidkamer Twente. Hij laat het onderzoeken en dan blijkt dat het uit de kerk van Den Ham afkomstig is. Later wordt om onduidelijke redenen ook verondersteld dat het ook wel eens uit Hellendoorn afkomstig zou kunnen zijn. Maar wie over enige geografische kennis, van toen en nu, beschikt en bovenvermeld verhaal in ogenschouw neemt komt al snel tot de conclusie dat dit wel zeer onwaarschijnlijk moet zijn.

 

De doopvont zoals deze door Ter Kuile in september 1927 werd aangetroffen als paardenkribbe in gebruik op de boerderij in Daarle, grotendeels ingemetseld en aan het oog onttrokken.

 

De prachtig rijk bewerkte robuuste Romaanse doopvont van Bentheimer zandsteen zoals het nu eenzaam in een verloren hoek staat in het Rijksmuseum Twente. De bovenkant bezit een sponning waarin vroeger het deksel, waarmee het kon worden afgesloten, paste. De scharnierpunten maar ook de sluiting zijn nog goed herkenbaar in de rand waar te nemen. Vroeger moesten de vonten afsluitbaar zijn om te voorkomen dat onverlaten het doopwater gingen gebruiken voor tovenarij en duistere rituelen. De kuip loopt aan de binnenzijde enigszins conisch toe en is aan de buitenzijde voorzien van twee gehakte touwbanden in visgraat motief waartussen een fries met een slingerende rank met vruchten. Hieronder een verticaal gebouchardeerd veld. De kuip wordt gedragen door een ronde zuil met op de vier hoekpunten met hun kopgewende leeuwen hun voorpoten staan tegen de zuil en hun achterpoten rusten op de hoekpunten van het vierkante voetstuk.

Hopelijk komt ooit deze vont, als een van de laatste gedislokaliseerde exemplaren terug op de plaats waar het thuishoort, namelijk in de kerk van Den Ham en komen zowel kerkbestuur van de Nederlandse Hervormde kerk uit Den Ham als het bestuur van het Rijksmuseum Twente tot de slotsom, zoals elders in den lande, dat het daar thuishoort. Pas geleden las ik dat in het Groningse dorp Kantens op 18 september 2006, de prachtige zandstenen Romaanse vont uit de 13e eeuw teruggeplaatst is in de kerk waar het vier eeuwen geleden uit verdween. Het stond in depot van het Groninger museum en is na vele verzoeken weer terug waar het ooit vandaan kwam. Wie weet lezen we, vroeg of laat, dit ook van de Hammer vont, dat het is teruggekeerd naar daar waar het eens vandaan kwam en thuis hoorde.

*Het woord vont is afgeleid van fons, de bron uit het aardse paradijs.

 

Bronnen: Tubantia 16 april 1997, Ontsloten verleden van H. Konijnenberg sr., publicatie mevr. Schônlank-van der Wal 1994.

 

Hammer doopvont

Na de reformatie werd alles wat aan de Rooms-katholieke erediensten herinnerde zoals altaren, beelden en dergelijke uit de protestante kerken verwijderd. Ook de stenen doopvonten die doorgaans rijk gedecoreerd waren en daardoor niet meer door de beugel konden, werden in de ban gedaan. Veelal stonden deze doopvonten aan de westzijde, het wereldlijke deel, in het schip van de kerk of ook wel onder de toren. Overleveringen van de “beeldenstorm” in Den Ham zijn niet bewaard gebleven. Maar het zal net als elders in Salland, gezien het volkskarakter, aanvankelijk niet zo’n vaart gelopen hebben. Nadat het Calvinisme meer en meer grip kreeg op het kerkelijk reilen en zeilen werden de puntjes op de i gezet.

Vaak was het geen plaatselijk initiatief maar werden kerkbesturen, van hoger hand, opgedragen zich van hun taak te kwijten. Zo verdwenen de vaak rijk bewerkte doopvonten uit de protestante kerkinterieurs, ze werden stuk geslagen of werden voor wegverharding gebruikt.

Soms werden ze gestald in een verloren hoekje onder de toren, dienden als bloembak in tuinen, voertroggen voor het vee of koelbak bij de smid zoals in Valthe gebeurde.

Mevrouw Schônlank-van der Wal heeft onderzoek gedaan naar de verschillende types stenen doopvonten en komt op acht verschillende uitvoeringen, allemaal van zandsteen gemaakt. Ze kwamen, hoe kan het ook anders, grotendeels uit Bentheim, of beter gezegd, uit Gildehaus want alles wat wij in Nederland Bentheimer zandsteen noemen komt nagenoeg allemaal uit de groeven bij Gildehaus. De ter plaatse vervaardigde, uit één kubieke meter gehouwen vonten hebben de tand des tijds redelijk goed doorstaan. Want uit haar onderzoek, in heel Nederland gedaan kon ze ruim 160 exemplaren traceren. Drenthe had er nog elf en Overijssel nog vijftien. De oudste stenen vonten dateren uit de elfde eeuw en van de negen middeleeuwse Twentse exemplaren heeft de Nederlandse hervormde kerk in Enschede de oudste.

 

 

De acht verschillede types vonten die door mevr. Schônlank-van der Wal in Nederland zijn aangetroffen. Rechtsboven het type waar ons verhaal over gaat. Opvallend is dat het huidig in gebruik zijnde vont in de hervormde kerk in Den Ham, dat van Baumberger steen is vervaardigd, niet binnen deze types past. Die vont is namelijk voordien oorspronkelijk een offerblok geweest in omgekeerde vorm. Dit gebeurde in 1940, nu zijn er stemmen die veronderstellen dat het vóórdat het een offerblok was ook al als doopvont dienst heeft gedaan. Wie het kent ziet snel dat dit niet past binnen de types die hierboven zijn afgebeeld. Hoe bewerkt het ook door de eeuwen moge zijn geweest, de zware onderkant past op geen enkele wijze qua formaat hierbinnen.

Het Drentse museum kocht in de 19e eeuw her en der zo veel mogelijk exemplaren op. Ook de Twentse Oudheidkamer, nu Rijksmuseum Twente, liet zich niet onbetuigd en wist ook een aantal exemplaren te bemachtigen, waaronder een rijk versierd Romaans vont welke wel eens uit Den Ham afkomstig zou kunnen zijn. Maar daarover later meer. De meeste teruggevonden exemplaren zijn weer op hun plaats terug en doen weer dienst als doopvont in protestante kerken, waar ze, in tegenstelling tot vroeger, een prominente plek naast de preekstoel hebben gekregen.

Nu is van de vont in het Rijksmuseum Twente bekend dat het is teruggevonden in de nabijheid van Den Ham, namelijk in Daarle op de boerderij “het Janshuis”. Het werd ontdekt door mevrouw Schutte in de jaren twintig van de vorige eeuw. Zij was indertijd schooljuffrouw in Daarle. Nu wil het verhaal dat het daar al sinds 1806 in gebruik was geweest als paardenkrib en het voor tien gulden was gekocht in Den Ham en per ossenwagen naar Daarle is getransporteerd. Op zich een heel geloofwaardig verhaal want de inwoners van Daarle kerkten indertijd in Den Ham en waren voor veel zaken aangewezen op dit kerkdorp.

Mr. G.J. ter Kuile, een vooraanstaand historicus, vermeldt dat hij in september 1927 fietsend in de buurt van Daarle een lekke band kreeg, binnenstapte in een eenzame Daarler boerenhoeve en daar tot zijn grote verbazing een rijk bewerkt Romaans doopvont als paardenkrib in gebruik aantrof. Na voorzichtig onderhandelen verwerft hij het voor de toenmalige Oudheidkamer Twente. Hij laat het onderzoeken en dan blijkt dat het uit de kerk van Den Ham afkomstig is. Later wordt om onduidelijke redenen ook verondersteld dat het ook wel eens uit Hellendoorn afkomstig zou kunnen zijn. Maar wie over enige geografische kennis, van toen en nu, beschikt en bovenvermeld verhaal in ogenschouw neemt komt al snel tot de conclusie dat dit wel zeer onwaarschijnlijk moet zijn.

 

De doopvont zoals deze door Ter Kuile in september 1927 werd aangetroffen als paardenkribbe in gebruik op de boerderij in Daarle, grotendeels ingemetseld en aan het oog onttrokken.

 

De prachtig rijk bewerkte robuuste Romaanse doopvont van Bentheimer zandsteen zoals het nu eenzaam in een verloren hoek staat in het Rijksmuseum Twente. De bovenkant bezit een sponning waarin vroeger het deksel, waarmee het kon worden afgesloten, paste. De scharnierpunten maar ook de sluiting zijn nog goed herkenbaar in de rand waar te nemen. Vroeger moesten de vonten afsluitbaar zijn om te voorkomen dat onverlaten het doopwater gingen gebruiken voor tovenarij en duistere rituelen. De kuip loopt aan de binnenzijde enigszins conisch toe en is aan de buitenzijde voorzien van twee gehakte touwbanden in visgraat motief waartussen een fries met een slingerende rank met vruchten. Hieronder een verticaal gebouchardeerd veld. De kuip wordt gedragen door een ronde zuil met op de vier hoekpunten met hun kopgewende leeuwen hun voorpoten staan tegen de zuil en hun achterpoten rusten op de hoekpunten van het vierkante voetstuk.

Hopelijk komt ooit deze vont, als een van de laatste gedislokaliseerde exemplaren terug op de plaats waar het thuishoort, namelijk in de kerk van Den Ham en komen zowel kerkbestuur van de Nederlandse Hervormde kerk uit Den Ham als het bestuur van het Rijksmuseum Twente tot de slotsom, zoals elders in den lande, dat het daar thuishoort. Pas geleden las ik dat in het Groningse dorp Kantens op 18 september 2006, de prachtige zandstenen Romaanse vont uit de 13e eeuw teruggeplaatst is in de kerk waar het vier eeuwen geleden uit verdween. Het stond in depot van het Groninger museum en is na vele verzoeken weer terug waar het ooit vandaan kwam. Wie weet lezen we, vroeg of laat, dit ook van de Hammer vont, dat het is teruggekeerd naar daar waar het eens vandaan kwam en thuis hoorde.

*Het woord vont is afgeleid van fons, de bron uit het aardse paradijs.

 

Bronnen: Tubantia 16 april 1997, Ontsloten verleden van H. Konijnenberg sr., publicatie mevr. Schônlank-van der Wal 1994.