Door Herman Dasselaar
Het huis Eerde zoals het er in 1715 uitzag. Het is gebouwd op dezelfde plaats waar eertijds het beruchte Slot van Evert van Essen heeft gestaan.
Vroege geschiedenis
De roemrijke geschiedenis van kasteel Eerde en haar bewoners begint vele eeuwen terug. Wanneer precies valt niet te achterhalen. Zodra er in schriftelijk bronnen sprake is van het bestaan van Eerde heeft het al een behoorlijke bekendheid. Kastelen zijn vaak veel ouder dan wanneer er in schriftelijke bronnen gewag van wordt gemaakt. Gezien de reputatie die Eerde vroeger bezat zal het in dit geval niet anders zijn.
Als de Bisschop, Otto van der Lippe in zijn conflict met de burggraaf Rudolf van Coevorden een, voor die tijd (1227) grote, legermacht bijeen brengt dan doet hij dat bij kasteel Eerde. Met opgewekt gezicht en goed gehumeurd verwelkomt hij hier de vele edelen , ridders en ander krijgsvolk, met in zijn achterhoofd al zeker van een overwinning. Maar hoe anders verliep het treffen, dat onder de naam van de slag bij Ane aan vele honderden ridders het leven kostte. Eerde had dus in 1227 al een zekere reputatie.
In 1319 heeft Johan Rading, hij is schout en rentmeester van Vollenhoven, de novale tíenden van het huis Hengelere in de buurtschap Eerde in pacht genomen. Hij laat zich dan Johannes Redinc van Erde noemen. Hij komt uit een roemrijk adellijk geslacht met veel aanzien. Hij is dan zelf woonachtig op Eerde en is een respectabele ridder maar heeft helaas geen zonen die hem op kunnen volgen.
Het Huis Eerde rond 1900 .
Roofridder Evert van Essen.
Maar zodra zijn erfdochter Margaretha van Eerde in het huwelijk treedt met Evert van Essen komt Eerde in een ongunstig daglicht te staan. Evert van Essen maakte van Eerde “een sterk en geweldig huys van zware houte en steen” en hij achtte zich oppermachtig Al had hij wel een overeenkomst met de stad Kampen gesloten dat men elkaar niet zou aanvallen en belegeren. De Kampenaren hadden namelijk al eerder van hun belegeringskunst blijk gegeven door het kasteel Puttenstein te belegeren en de bewoners tot overgave te dwingen.
Deze Evert bedreef allerhande moedwil, plunderde en roofde er op los. Zo overviel en beroofde hij de kooplieden op de Regge en Vecht maar ook op de verschillende handelsroutes dook hij op. Hij terroriseerde zijn omgeving, zo kapte hij naar eigen behoefte bomen van anderen en verbood de boeren de gezamenlijke weiden te gebruiken en sleepte alles achter de veilige muren van zijn onneembaar geacht Slot.
Het regende dan ook klachten bij de Bisschop over deze roofridder. Niet alleen van de boeren in zijn omgeving maar met name door de ingezetenen van de Hanzesteden die hun koopwaar in handen van deze roofridder zagen verdwijnen. Na verschillende vermaningen van de zijde van Utrecht en evenzovele beloften bleef zijn gedrag onveranderd. Nu waren alle kasteelheren uit die tijd geen lieden van onbesproken gedrag. Het merendeel leefde wel in een conflict met deze of gene. Was het niet met hun landsheer, zoals de Bisschop dan was het wel met één of andere ridder of met één van de Hanzesteden.
De Bisschop Floris van Wevelinkhoven
Deze Hanzesteden kregen steeds meer macht en namen deze eigengerechtigheid van de kasteelheren niet langer. Een strafexpeditie tegen de kastelen van de Regge linie moest hierin verbetering brengen. De Bisschop Floris van Wevelinkhoven sluit daarop een verdrag met de Hanzesteden Deventer en Zwolle om aan dit gedrag een einde te maken.
Deventer stelde een groot belang in de belegering van Eerde en de stad leende van haar burgers 3132 ponden om de expeditie te financieren. De lijst met namen van de financiers is nog aanwezig in het stadsarchief van Deventer. Daarnaast was Deventer leverancier van voor die tijd modern oorlogstuig. Zo vervaardigde zij “donrecloetn” “stijenbussen” en leverde het buskruit voor dit geschut. In 1369 en 1373 wordt het buskruit in Overijssel al voor oorlogshandelingen gebruikt. Tevens leverde Deventer een aanzienlijk aantal burgers en schutters die onder leiding van de regeringsleden van de stad meehielpen bij het beleg. Zwolle liet zich ook niet onbetuigd het vervaardigde onder andere “bleijden” waaraan de huidige Bleijmarkt in Zwolle nog haar naam dankt. Met ondersteuning van de Heren van Egmond en van IJsselstein en jonkheer van Arkel, verschillende ridders , schutters en voetvolk begint de Bisschop de belegering op de 3e mei in 1380. Aanvankelijk werd het Slot met een hagelregen van stenen bekogeld. Men gebruikte daarvoor bleijden, een soort katapult die wel 1300 pond zware stenen kon afschieten. Maar het Slot was zodanig geconstrueerd van hout en steen dat deze stenen afkaatsten en terug stuitten als waren het “kaetsballen” De zware balken zo groot als molenstanders waarmee het Slot was bekleed stonden dicht aaneen en waren onderling kunstig verbonden. Daarna werden de donderbussen in stelling gebracht en werd het slot daarmee beschoten. Maar ook dit strijdmiddel richtte weinig uit. Het kasteel weerstond alle oorlogsgeweld.
Het Huis Eerde anno 2013 thans in gebruik als internationale school.
Overeenkomst
Na enige weken van beleg liepen de kosten hoog op, zo waren er inmiddels door het krijgsvolk 7 koeien geconsumeerd en de aankoopkosten van brood, wijn, bier, vlees, spek en haver voor foerage, beliep 1900 ponden. Zo begon men ten lange leste onderhandelingen met de bezetter. Deze laatste, waarschijnlijk door honger gedreven en zich ook realiserend dat er geen ontzet meer te verwachten viel, ging hierop in. Zo komt er na voorstellen heen en weer een overeenkomst op de 28e Mei van het jaar 1380 tot stand onder andere met de volgende voorwaarden:
Dat Evert van Essen het kasteel met behoud van lijf en goed zou opgeven. Hij tevens vergoeding van 250 oude schilden zou krijgen en een maand lang alles uit het huis mocht slopen wat hij kon gebruiken. Daarna kon de Bisschop met het kasteel handelen naar eigen goed dunken. Van de sloopwerkzaamheden kwam weinig terecht en na een maand “stac men den brant daerin ende het bernde ene ganse maent lang”.
Van Essen moest tevens zweren met een eed dat hij, noch zijn vazallen , de Bisschop noch de steden Deventer en Zwolle ook maar iets aan zou doen. Evert van Essen verzoende zich na zijn nederlaag met zijn vijanden. Hij trad zelfs enige jaren later bij de bisschop van Utrecht in dienst. Hij werd kastelein, een soort zetbaas, op een kasteel van de bisschop. In 1382 kwam hij om het leven als gevolg van de verwondingen die hij opliep bij een inval door de vrije Friezen in het Land van Vollenhove. Zijn vrouw verkocht Eerde in 1405 aan de familie Van Twickelo.
De verwoesting van Eerde kostte de belegeraars dus een lieve duit. Alleen al de Deventer naren spendeerden 3132 ponden aan hun expeditie naar Ommen. Ter vergelijking: een stadsbestuurder verdiende 2 pond per maand. Eén kanonschot kostte al een dergelijk maandsalaris. Het was hun blijkbaar nogal wat waard om Evert op de knieën te krijgen.
Daarna trok de bisschop voor het Slot Azoelen. De bewoners hiervan gaven zich op voorhand al over en wachtten de aanval en belegering van de Bisschop niet af. De plaats waar dit mysterieuze Slot gestaan heeft is nooit met zekerheid vastgesteld. De gegevens die de geschiedschrijvers ons hierover hebben nagelaten zijn schaars. Maar tocht zijn er nogal wat aanwijzingen die kunnen duiden op bepaalde plaatsen. Maar daarover in het volgende kwartaalblad meer.
Een Jaar later in 1381 trekt de Bisschop met zijn alliantie voor het slot Ter Molen nabij Hellendoorn waar Sweder van Schuilenburg tot overgave werd gedwongen. De Steden waaronder deze keer ook Kampen waren weer van de partij. In datzelfde jaar wordt ook het kasteel Lage, door de Bisschop belegerd en ingenomen. Waarna de krijgshandelingen door de Bisschop in onze omgeving een einde namen