De dood van een polderjongen

Rond 1853 liepen de werkzaamheden voor het graven van het kanaal van Zwolle via het Separatiepunt in Vroomshoop naar Almelo ten einde. Overal in de omgeving stonden toen zwartgeteerde houten keten in het veld waar de arbeiders in bivakkeerden. Het graven was zwaar werk en werd gedaan door zogenaamde polderjongens, sterke kerels en veelal vrijgezel, die in hun keten een kommervol bestaan leidden. Een leven van alleen hard werken en slapen en soms ook van drinken. Het werk was in Zwolle begonnen en het zat er nu bijna op. Onder dit leger van polderjongens die telkens met de werkzaamheden meetrokken bevonden zich Klaas Bakker en opzichter De Vries maar ook Kees Boes die zich later vestigt in wat we nu Vroomshoop noemen. Met hen trok mee op, in arbeidspelgrimage Jan Zandbergen die zich als leverancier van levensmiddelen en “van alles en nog wat” met hen verwant voelde en zo probeerde een boterham te verdienen. Hij vestigt zich niet veel later ook in het gebied wat we onder het huidige Vroomshoop verstaan samen met zijn vrouw Rensje Schuit die als eerste beviel van een baby in deze contreien. Zandbergen handelde ook in tabak en jenever en hij deed niet moeilijk als jongens het hem allemaal niet konden betalen. Ze voelden zich een grote familie en deelden lief en leed. Een leven van hard werken 6 dagen per week van ’s morgens vroeg tot soms ’s avonds laat en verder had het leven voor niemand veel genoegens.

 

Alleen zondags was men vrij en kreeg iedereen wat rust. Dan zat men voor de keet een pijpje te roken. Sommigen gingen naar een hoogte in het veen van het latere Vroomshoop. Daar sprak dan zondags de oude Flim een geestelijk woord.

Zo ook ging het deze zondag, alleen de stemming onder de polderjongens was bedrukt. Sinds een week was één van hen verdwenen. Het was Klaas Bakker en iedereen zat aan hem te denken. Nu kwam het wel vaker voor dat iemand (even) weg was maar na een paar dagen kwam diegene dan wel weer opdagen. Maar dit duurde toch wel erg lang. Opzichter De Vries die het allemaal ook niet lekker zit, loopt naar de jongens die voor hun keten zitten en zegt: “Ik ga hem zoeken”. “Dan ga ik mee” zegt Kees Boes direct. Samen gaan ze op weg in oostelijke richting een nog schijnbaar onbegaanbare wildernis van heide, plassen, moeras en veengebied trotserend. Ze moeten telkens oppassen niet in de drassige bodem weg te zakken.

 

Ze zijn uren onderweg. Al zoekende komen ze in het gebied dat het Twistveen heet en wat zijn naam te danken heeft aan een geschil tussen de Linder boeren en een aantal Vriezenveners over het gebruiksrecht en waar de gouverneur aan te pas moest komen om tot een oplossing te komen.

Plotseling vindt Kees Boes een klomp, van Klaas Bakker concluderen ze. Dan vinden ze een pet. De bodem is er bijna onbegaanbaar en het dringt tot hen door dat hun stille vermoedens wel eens bewaarheid zouden kunnen worden. Even verder vinden ze het lichaam van Klaas Bakker, het zit vastgezogen in het moeras. Zijn lijkbleke gezicht steekt nog half boven het water uit. Hij moet een zware doodstrijd hebben gestreden, want als ze hem los proberen te trekken is er geen beweging in te krijgen. Ze gaan terug en berichten de overige polderjongens van hun macabere vondst. Ze schakelen de Hammer veldwachter in, die reageert met “Oh, achter in Doarleseveld dat is Heldern of ‘t Venne”. Met de onduidelijkheid over de plaats des onheils schuift men in Den Ham de verantwoordelijkheid af naar Hellendoorn. Men houdt de boot af, zich bewust verantwoordelijk te zijn voor de kosten en het afhandelen van de begrafenis. Het duurt enige tijd voordat na onderzoek de Gemeente Den Ham verantwoordelijk blijkt te zijn. Zij neemt dan ook de afhandeling voor haar rekening en regelt de teraardebestelling. Opzichter De Vries en Kees Boes, maar ook alle andere polderjongens zijn bij de begrafenis aanwezig.

De oude Flim spreekt nog een woord, waarna iedereen weer aan het werk gaat. Immers het laatste stuk van het kanaal moet nog af.

 

Bronnen: Vroomshoopse Koerier 18.02.54 (onbekende auteur), Archief Cees Bos, Archief Gemeente Den Ham

Waarom Vroomshoop ontstond

separatiepunt Vroomshoop

 

In het kader van de viering van het 150 jaar bestaan van Vroomshoop is het, meer dan anders, interessant in beeld te brengen wat er zo al aan vooraf ging alvorens er in Vroomshoop een dorpsgemeenschap ontstond.Overijsselse kanalen Onder druk van toenemende industrialisatie van de Twentse steden als Almelo en Enschede, de slechte toestand van het wegen en moeilijk bevaarbare rivieren en beken ontstond rond 1809 een Overijssels kanalenplan.

Een onderdeel hiervan was het kanaal van Almelo naar Zwolle.Het aanvankelijke tracé deed veel stof opwaaien en regelmatig werden de plannen gewijzigd. In geen enkel van deze plannen was er ook maar enig oog voor het ontsluiten van het omvangrijke veengebied tussen Vriezenveen en Hardenberg. Pas in 1842 wees dhr. Enklaar in een pleidooi op het grote economische belang hiervan. Na veel discussie onder meer over de ontwatering van Vriezenveen en de bewatering van het kanalenstelsel door de Vecht werd opnieuw het tracé bijgesteld. Pas in 1851 besloot men tot een definitief tracé meer oostelijker en gunstiger voor de Vriezenveense ontwatering en de ontsluiting van het veengebied. Hiermee konden zowel Daarle als Den Ham ook goed uit de voeten, men kreeg de kanalen niet door hun cultuurgrond en de inmiddels in particulier eigendom verkregen veengronden uit de Marke, werden prima ontsloten. In hetzelfde jaar 1851 werd nog in Zwolle met de graafwerkzaamheden begonnen.

De Overijsselse kanaalmaatschappij was het in 1853 gelukt alle gronden voor het gehele tracé aan te kopen. Men ging voortvarend te werk en zo werd op 1 augustus van dat jaar het kanaalvak Zwolle naar de Regge geopend. Omstreeks half augustus 1854 had men het kanaalvak de Regge, Separatiepunt, Vriezenveen al op diepte, en was men bezig met het gedeelte richting Almelo. Het kanaal van Almelo (via Separatiepunt) naar Zwolle werd op 12 juni 1855 feestelijk opengesteld.

Het gedeelte vanaf het Separatiepunt in noordelijke richting tot de Vecht was inmiddels aanbesteed en kwam gereed op 5 september 1856. Vervening De verwachting waren hooggespannen, meer dan 16.000 ha veengrond was ontsloten en kon vergraven worden. Veel verveners zaten op het vinkentouw en waren klaar om tot aankoop over te gaan. Het eigenlijke hoogveen lag ten oosten van het kanaal en het moerasveen ten westen vanaf het huidige Zwolsekanaal naar het zuiden tot de grens met Vriezenveen.Om structuur in de vervening te krijgen werd gekozen voor het zogenaamde blokkensysteem. In afwijking van wat in Groningen en Drenthe gebruikelijk was werd besloten wijken te graven dwars op het kanaal zo ontstond de Vriezenveensewijk, Nonkeswijk, Kalkwijk, Fortwijk en de Noordwijk. Tussen deze wijken ontstonden wegen of dijken zoals de Tonnendijk er een van is. Haaks op deze wijken werden weer dwarswijkjes gegraven, het inmiddels verdwenen Fabriekswijkje is daar een voorbeeld van.

Woningen aan het Fabriekswijkje.

Dit was het eerste wijkje vanaf de Kalkwijk in noordelijke richting evenwijdig aan het kanaal. Op de foto’s zijn woningen te zien die hier eertijds stonden. Voor de verschillende verveners was het moeilijk om een aangesloten stuk veen in eigendom te krijgen. Bij de verdeling van de verschillende marken een aantal jaren eerder, eertijds gezamenlijk eigendom, was het veen versnipperd geraakt onder verschillende eigenaren. Het onderhandelen met al deze eigenaren vergde veel tijd.

Het lukte Nonkes afkomstig uit Wilp in Groningen als eerste in het najaar van 1955 in de haven van Almelo turf af te leveren.Alle problemen die de verveners op hun pad tegenkwamen, zoals het ontwateren, het verkrijgen van de eigendommen en de nodige vergunningen van de O.K.M. maar ook het aanvoeren van het vele materieel en het verwerven van mankracht werden langzaam maar zeker overwonnen.

Zo kwam het voorjaar van 1856 Pijlman met zijn vrouw uit Friesland naar Vroomshoop. De reis duurde 14 dagen en ging via Lemmer geheel per boot. Via zijn vrouw, die ons een boekje naliet, met al haar herinneringen aan de eerste periode van Vroomshoop, weten we hoe het reilde en zeilde in die tijd. Pijlman richtte zich meer op het gebied ten zuiden van het Zwolsekanaal; hij schijnt voornamelijk de baggermethode toe te passen. Een greep uit de andere veenbazen van het eerste uur die ter hoogte van Vroomshoop het ten oosten van het kanaal gelegen hoogveen in ontwikkeling namen zijn: Boes, Huisman, Overweg, Visscher, Van Richelen om er maar een paar te noemen.

150 Jaar geleden In een verslag uit 1859, dus nu 150 jaar geleden, lezen we: ”De vervening heeft niet die vlucht genomen, die men bij het ontwerpen van het Overijssels kanaal zich had voorgesteld. Nochtans zetten zich meer en meer verveners in die streken neer.” In 1859 waren er te Vroomshoop 163 veenarbeiders aan het werk: in 1860 iets minder namelijk 152.Op 31 december 1859, zo meldt het verslag ons, werd geraamd dat er in het Hammerveen (Vroomshoop) 500 mensen wonen. Een niet gering aantal vergeleken bij Daarlerveen waar circa 150 mensen wonen.

De 50 mensen die het Beerzerveen op dat moment bevolkten waren bijna allen in dienst van een compagnie van steenbakkers uit Millingen en Pannerden die grenzend aan de Gemeente Den Ham een wijk hadden laten graven met dwarswijken in noordelijke richting. Deze kolonie werd indertijd Nieuw-Gelderland genoemd. Begrijpelijk bestond de bevolking van Vroomshoop de eerste jaren voornamelijk uit turfmakers en verveners. Sluiswachter Endeman en de aannemer G. de Vries waren uitzonderingen. Een willekeurige greep uit deze turfmakers levert ons namen als Zandbergen, Grevelink, en Boxem op.

De jaren erop in 1862 en 1863 werd er veel turf gegraven. In 1864 ging het weer wat minder, men zat met een grote voorraad en er werd weinig verveend, en men vreesde “dat de prijs der turf niet kan concurreren met die der steenkool”. Maar ondanks deze teruggang groeide het inmiddels ontstane dorp Vroomhoop in de eerst jaren explosief. Dit blijkt wel uit het gegeven dat er in 1864 rond de 500 turfmakers werk vonden, en was het een drukte van belang bij de bruggen en bij sluis V van komende en gaande turfschepen. Veel bouwmateriaal voor de te bouwen woningen werd per schip aangevoerden het laden en lossen waren dagelijks bezigheden.

Bevolking.

Er werd, als er voldoende werk was, van de vroege morgen tot de late avond in het veen gewerkt. Maar in de winter was het moeilijk om rond te komen. De gedwongen winkelnering deed daar natuurlijk ook geen goed aan. Had men geen werk dan hing men rond bij een brug of scholle en keerde men alleen huiswaarts om te eten. Had men nog geen stenen huis dan woonde je in een keetje of plaggenhut.

foto

Vanzelfsprekend werd de nieuwe arbeidersgroep, die een andere levensstijl had, niet met onverdeelde vreugde door de Hammernaren begroet. Aanvankelijk kwam de oude Flim uit Den Ham de polderjongens die het kanaal gegraven hadden zondags nog wel een stichtelijk woord voorlezen doch allengs werden er kerkgemeenschappen gesticht en werden er kerken gebouwd. Zowaar een dorp ontstond waar dit jaar, zij het wat minder precies gedateerd, het 150 jarig bestaan uitbundig van wordt gevierd.

Bronnen en lectuur: Gemeente archief Den Ham, Arhief Oudheidkundige vereniging Den Ham-Vroomshoop. Privé Archief C.J. Bos, verslagen O.K.M., Topografische dienst.

Flierakkers en Bijvank

Na de oorlog toen er een schrijnend tekort aan woningen was ontstaan werd de uitbreiding van Vroomshoop door het toenmalig gemeentebestuur voortvarend opgepakt. In het kader van de wederopbouw werden verschillende complexen woningwetwoningen op de tekentafel ontworpen en gerealiseerd. Zo werden rond 1952 voor die tijd ruime en moderne woningen aan de Flierakkers en de Bijvank gebouwd waar het goed wonen was.

Maar de tand des tijds liet ook deze wijk niet ongemoeid en eind zeventiger jaren was de situatie dermate verslechterd en veranderd dat de woningstichting, die inmiddels eigenaar was geworden, besloot de woningen grondig te renoveren. De gemeente Den Ham op zijn beurt verving de straten en riolering, waarna een modern woonerf met veel groen en veel parkeerplaatsen ontstond.

In diezelfde periode kreeg de speeltuin, met o.a. hulp van Jantje Beton, ook een flinke opknapbeurt. Deze impuls maakte het dat deze bijzondere volkswijk, waar gezelligheid en saamhorigheid hoog in het vaandel stonden, er weer een tijdje tegen kon, tot enkele jaren geleden de woningstichting voor het dilemma stond, renoveren, of slopen en herstructureren. Een goede keus in samenwerking met bewoners, speeltuinvereniging en gemeente, heeft geleid tot een prachtige nieuwe wijk waar we allemaal trots op mogen zijn.