Waar ontstond Vroomshoop precies?

 

Door Herman Dasselaar.

Deze vraag heeft verschillende schrijvers en onderzoekers in het verleden meermalen bezig gehouden. De naam Vroomshoop is veel ouder dan het dorp zelf, al twijfelen sommigen heden ten dage daar nog aan. Ruim honderd jaar voordat er sprake is van bewoning en dorpsvorming in Vroomshoop, wordt in de Marke Boeken van Den Ham en Linde al gesproken van ‘Vromehoopse akkers’.

vroomshoop 1854

Een kaart van rond 1855 van het gebied waar Vroomshoop nadien is ontstaan laat verschillende namen van complexen boekweit akkers zien. Tevens een aanzet van de nieuwe toekomstige infrastructuur. Het kanaal tracé Zwolle via het  Separatiepunt  naar Almelo is reeds gereed.

Namen akker complexen.

De complexen van boekweitakkers droegen verschillende namen. Het complex met de naam de  ‘Witte akkers’ was wat omvang betreft de grootste.  Andere namen van boekweitakkers  waren de ‘Wilde akkers’ de ‘Natte akkers’ en de ‘Flier akkers’. Daar tussen in geklemd met een incourante vorm als een soort restant akkers lagen de ‘Vroomhoopse akkers”. Deze laatste akkers waren bereikbaar via een zandweg die voor de korte zijde van deze akkers langsliep. Deze zandweg is nu de Nieuwstraat in Vroomshoop.

Boekweitcultuur.

Op deze akkers, die per complex in gebruik werden genomen, werd een boekweitcultuur bedreven die uiterst weersomstandigheden gevoelig was. Te nat, leverde problemen op maar daarnaast kon een late nachtvorst de hele oogst decimeren. Zo trachtten de boeren uit Linde en Den Ham, centraal in het Marke bestuur geregeld, boekweit  te verbouwen. Een roofbouw die slechts enkele jaren stand hield, waarna de uitgeputte boekweitakkers jaren lang aan hun lot werden overgelaten.

Ontsluiting veengebied.

Dit veenlandschap bezat voor die tijd een schat aan brandstof in de vorm van veen, waar in die tijd schreeuwend behoefte aan bestond. Om dit te ontsluiten en te winnen, werd er onder impulsen van de omliggende gemeenten een kanalenplan gemaakt. De Overijsselse kanaalmaatschappij lukte  het in om 1853  alle grond voor het gehele tracé aan te kopen. Men ging voortvarend te werk en zo werd op 1 augustus van dat jaar het kanaalvak Zwolle naar de Regge geopend. Omstreeks half augustus 1854 had men het kanaalvak de Regge, Separatiepunt, Vriezenveen al op diepte en was men bezig met het gedeelte richting Almelo. Het kanaal van Almelo (via Separatiepunt) naar Zwolle werd op 12 juni 1855 feestelijk opengesteld. Het kanaalvak vanaf het Separatiepunt in noordelijke richting tot de Vecht was inmiddels aanbesteed en kwam gereed op  5 september 1856. Zogenaamde ‘polderjongens’ waren aangetrokken om deze kanalen te graven. Stoere stevige en bonkige kerels die met schop en kruiwagen de klus klaarden.

Vestiging en bewoning.

Deze polderjongens die wel van aanpakken wisten, hadden toen de kanalen gereed waren, geen uitzicht meer op werk. En deel van hen bleef in dit inmiddels ontsloten gebied wonen en probeerden er een bestaan op de bouwen. Zo zien we als we de kadastrale leggers en registers er op na slaan, synchrone met het bevolkingsregister, dat deze polderjongens als eerste bewoners van dit omvangrijke veengebied  zich vestigen ten oosten van de huidige  Nieuwstraat, en aldaar grond verwerven en er bleven wonen. Onmiskenbaar zijn de namen van deze eerste pioniers van Vroomshoop als Zandbergen, Greveling, Boes en al hun andere kompanen van het eerste uur. Dit gebied Vroomehoopse-akkers genaamd kreeg hierdoor zijn bewoning. En wat was er voor een nauwgezette ambtenaar van de burgerlijke stand makkelijker om de plaats van bewoning exact te preciseren met Vromehoop? Dit was immers de naam van de akkers waarop ze waren gaan wonen!!  De latere benaming van de weg die voor deze bewoning langs liep “Nieuwstraat” spreekt ook in beide lettergrepen voor zich.

150 jaar vrhoop 056

De bewoning was primitief  (z.g. Plaggenhut)  zoals die indertijd aanvankelijk ook aan de toenmalige Nieuwstraat aanwezig was.

Separatiepunt.

Dat er nadien langs het kanaal en nabij het Separatiepunt “het Punt” in de volksmond genoemd, ook langzaam bewoning ging ontstaan doet niets af aan het feit dat al deze bewoners in het bevolkingsregister  van de burgerlijk stand en kadaster allemaal bewoners van Vroomshoop worden genoemd. Dat er dus sprake zou zijn van twee aan elkaar gegroeide dorpjes, zoals er wel wordt gesuggereerd, is in de archieven maar ook via overlevering niets te vinden.

Naam.

Nu vinden we de naam ‘Vroome hoop’ ook gewoon in een oud woordenboek als een uitdrukking die ijdele hoop of verwachting betekent en in die dagen als normaal gebezigd werd. Doch de betekenis Vrome had oudtijds ook de betekenis van; iets dat tot gemeen voordeel dient en ten algemene nutte.  De eerst genoemde verklaring in relatie met de schrale opbrengst van deze weinig hoopvolle akkers samen met het woord hoop heeft mijn voorkeur. Dat juist dan ook hierop voor bewoning is gekozen kan daarmee in verband staan. De latere afslijtsels, verbasteringen en verschrijvingen tot Bromershoop  en Vromehoop voor monniken zijn leuke romantische gedachten spinsels en is voer voor discussies en polemiek.  Het Klooster Sibbekoele werd in 1579 al opgeheven en de weg van Den Ham die er zo mogelijk door het veen naar toe liep, lag veel en veel noordelijker. Dus mocht u nog eens over de recent prachtig gerenoveerde Nieuwstraat rijden realiseert u zich dan dat daar de oorsprong ligt van het mooie dorp Vroomshoop!

Bodemvondst in Vroomshoop

Bodemvondst in Vroomshoop

door: Herman Dasselaar.

 

Vroomshoopse mantelspeld

Vroomshoopse mantelspeld.

Een van de oudste archeologische bodemvondsten uit onze omgeving is ongetwijfeld de bronzen mantelspeld die in het Twistveen werd gevonden. Het Twistveen ligt in het oostelijke deel van de oude Gemeente Den Ham. De bodemvondst werd altijd als  de Vroomshoopse fibula aangeduid maar of je het Twistveen tegenwoordig nog tot Vroomshoopse-gebied kunt rekenen valt misschien wel te betwijfelen. De exacte plek van de vondst heb ik niet meer kunnen achterhalen, maar onderstaand topografisch kaartje uit 1908 geeft het gebied weer van het Twistveen waar  de bodemvondst werd gedaan.

kaartje TwistveenHet Twistveen rond 1908 er zijn slecht een paar (witte) percelen ontgonnen.

Ook wie de vinder is geweest is onduidelijk maar het kleinood werd aan het begin van de vorige eeuwwisseling (1909) door de hr. A. ten Bruggencate uit Almelo ten geschenke gegeven aan de oudheidkamer van Enschede. Andere bronnen weten te melden dat de vondst is aangekocht uit de belangrijke archeologische  collectie van G.J. Eshuis. Hoe het ook zij bij mijn weten is de fibula nu te bewonderen in museum de Twentse Welle in Enschede. Over de datum van de vondst bestaat ook onduidelijkheid maar heeft ongeveer tussen 1890 en 1909 plaatsgevonden. De Vroomshoopse fibula behoorde jarenlang tot een van de meest opzienbarende  en belangrijkste archeologische vondsten van Nederland. Dhr. Holwerda melde toentertijd;  “een waar prachtstuk, de mooiste die in ons land te vinden is” Lange tijd was de fibula een unicum in onze provincie maar rond 1949 werd in de omgeving van Wierden in het veen ter diepte van ongeveer 2 meter een soortgelijk exemplaar gevonden.

Wat is eigenlijk een fibula en waar werd deze voor gebruikt? Voordat het knoopsgat werd uitgevonden werden mantels met een dergelijk attribuut dichtgemaakt. Het is te vergelijken met de tegenwoordige veiligheidsspeld. Het Vroomshoopse exemplaar is van brons (sommige bronnen spreken van koper) en is uit één draad getrokken met 6 windingen in de spiraal of veer. 1 knobbel op de beugel en 2 op de teruggeslagen voet, met een lange, brede speldhouder. De omslag tussen speldhouder en voet, alsmede het beugelklemmetje zijn versierd met  een paar groeflijntjes. De lengte is: 185 mm.de datering is La Tène.

De La Tène-periode of La Tène-cultuur wordt ook wel Vix-cultuur genoemd en is een periode in de ijzertijd, genoemd naar de archeologische vindplaats van La Tène, een dorp aan de noordkant van het Meer van Neuchâtel in Zwitserland, waar een rijke vondst werd gedaan in 1857. De La Tène-periode die wordt geassocieerd met de Kelten liep tijdens de late ijzertijd (vanaf 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de 1e eeuw v.Chr.)

De nu bekende Overijsselse La Tène fibulae zijn afkomstig uit venen en dalen. Deze karakteristieke vondstomstandigheden delen zij met vele stenen en bronzen voorwerpen uit de Nieuwe Steentijd en de Bronstijd. De verklaring hiervoor is dan ook bij de kenners dezelfde: het moet om offergaven gaan. De specifieke vindplaatsen van de Overijsselse fibula-vondsten is dus niet zo opmerkelijk. Het Vroomshoopse exemplaar werd in het veen naast een zogenaamde knuppelweg gevonden, die een overgang over een toenmalig moeras mogelijk maakte, en zal dan waarschijnlijk ook als offergave hebben gediend.

 

Bronnen: Wikipedia, mr. G.J. ter Kuile sr  Overijssels recht en geschiedenis 1948,

Archeologische kroniek van Overijssel. Wat was waar

 

 

De eerste Vroomshopers

De eerste Vroomshopers

Door Herman Dasselaar

Rond 1850, nadat de markegronden verdeeld waren,kwam langzaam, door ontsluiting van het gebied door (zand)wegen en kanalen, de vervening op grote schaal van de grond, waardoor veenarbeiders, door armoede gedreven, in deze omgeving een bestaan probeerden  te vinden. We dienen ons voor te stellen dat het “Vroomshoop” van toen er uitzag als de huidige Engbertsdijkvenen, een (hoog)veenlandschap waarop de Hammer boeren een boekweit cultuur hadden bedreven, een roofbouw die slechts enkele jaren stand hield, waarna de uitgeputte boekweitakkers jaren lang aan hun lot werden overgelaten.

egbertsdijkvenenl

 

Pioniers
De eerste pioniers troffen een dergelijk landschap aan,woest en ledig, met in de grond het veen waar het hun allemaal om begonnen was. Veel van de eerste bewoners kwamen uit de kop van Overijssel (Steenwijk, Vollenhove, Zwartsluis etc.), waaronder van geboorte veel Friezen, die van vader op zoon in de vervening en ontginning hun brood probeerden te verdienen. Liep de veencampagne  ergens ten einde dan trok men naar elders om brood op de plank te houden, zo voegden zich bij hen die reeds begonnen waren in Vroomshoop ook veenarbeiders uit de omgeving van Dedemsvaart en Hardenberg; echter ook van verder uit Drente kwam men de gelederen versterken. Uit verschillende windstreken dus, om een Daarlese dominee uit die tijd te citeren “het lijkt wel dat alle schuim van onze natie daar samengevloeid is “
Criteria
Bij de vraag: Wie waren de allereersten? Kun je je afvragen welke criteria hierbij dienen te worden gesteld. Moeten we kijken naar wie het eerst ging wonen in het gebied, of moeten we kijken naar wie er het eerst geboren werd? Tellen individuele tijdelijke vestigingen mee, of is het eerste complete gezin dat blijft wonen als eerstelingen aan te merken? We laten ze de revue passeren. Duidelijk is dat in het uitgestrekte gebied dat we tot Vroomshoop rekenen, zich vestigen op 30 september 1853 vanuit Zwolle een zekere Derk Schouten, geboren  op 18 december 1811 te Gouda, met zijn vrouw Antonia Bakker, geboren in 1826 te Zwolle. Het echtpaar is kinderloos op dat moment. Bij hen op hetzelfde adres komt ook Hendrikus ter Wolde wonen. Hij is metselaar van beroep en geboren in 1831 te Steenwijk. Zijn komst heeft waarschijnlijk te maken met de bouwactiviteiten rond sluis V.
Geboorte
Op 5 november van hetzelfde jaar 1853 wordt Willem Zandbergen  als eerste in Vroomshoop geboren. ’s Middags om 3 uur aanschouwde hij het levenslicht, “in het Linderveld” staat er fijntjes in zijn geboorteacte. Zijn vader is Jan Zandbergen. Hij is hetzelfde jaar vanuit Vollenhove “’t Land van Veno” zoals hij het zelf noemde, gekomen. Een sterke kerel, zoals de verhalen uit overlevering willen. Hij werd geboren op 13 september 1808 te Vollenhove in Barsbeek even te zuiden van Vollenhove om precies te zijn. Hij was een doorzetter en werkte van de vroege ochtend tot de late avond.
Hij kwam mee met de polderjongen, welke de kanalen groeven en die hij als bijverdienste van tabak en jenever voorzag, naar Vroomshoop. Hij houd door dik en dun stand in Vroomshoop zoals verderop zal blijken.

zandbergenlOp deze foto zien we Hendrik Zandbergen, hij is dan al op leeftijd, staande  voor zijn woning aan de Tonnendijk. Hij kwam met zijn ouders als jongen van 5 jaar van Vollenhove  naar Vroomshoop. Later werd hij vervener en bracht vele stukken land in cultuur.

 Rensje Schuit

Willem z’n moeder is Rensje Schuit, geboren 25 oktober 1812 te Sint Johannesga (Friesland). Haar ouders konden lezen noch schrijven. Verder bestaat het gezin uit Hendrik 5 jaar (zie foto), hij gaat naar school te Linde in Den Ham, en drie dochters te weten Annegje, Seuntje  en Anna respectievelijk tien, acht en twee jaar oud. Ze wonen aanvankelijk in een houten optrekje een z.g. keet  en later in een hut-woninkje ten westen van het oude kerkhof aan de wat nu Hammerweg heet. Zowaar een heel gezin.
Op 8 april van het jaar 1855, er hebben zich inmiddels al meer “Vroomshopers” gevestigd, wordt er s’middags om 12 uur een dochtertje geboren. Jan Zandbergen doet zelf nog aangifte, maar diezelfde middag om 3 uur sterft zijn vrouw Rensje “in een huis staande bij sluis V”, vermeld de overlijdensakte. Waarschijnlijk het enige stenen huis in de omgeving waar ze toen naartoe gebracht zal zijn. Jan blijft achter met vijf kleine kinderen.
In augustus van hetzelfde speelt zich zich opnieuw een tragedie af in het gezin Zandbergen. Op 2 augustus, ’s morgens om 6 uur, sterft Willem Zandbergen (de eerste Vroomshoper). Hij is een jaar en acht maanden oud geworden; hem is helaas geen lang leven beschoren. Een paar dagen later, op 8 augustus, overlijdt ook z’n jongste zusje, 4 maanden oud.

150 jaar vrhoop 056In een dergelijke woning ook wel plaggenhut genoemd woonde het gezin. 

Omstandigheden

Een zekere Harm Grevelink, mede-pionier van het eerste uur, binnengekomen op 7 maart 1854 vanuit Steenwijkerwold, neemt telkens de verantwoordelijkheid op zich hiervan aangifte te doen. Of hij doet uit sociale verbondenheid met de Zandbergens, hij woont dicht bij, of dat de gebruikelijke borrel, geschonken bij dit soort gelegenheden, hem stimuleerde, valt niet meer vast te stellen. Maar ook veldwachter Gerrit van Dorth en veenarbeider Jan Boxem geven meer dan eens akte de présence. Jan Zandbergen trouwt op 31 oktober van dat zelfde jaar 1855 opnieuw en wel met Gerritdina Miskotte. Ze is achtendertig jaar en weduwe van Adolf Bosch. Ze komt uit Den Ham en trekt bij hem in met de kinderen Hermannus, Lucas en Fennigje. Een jaar later op 20 september 1856 wordt uit dit huwelijk Hendrika Zandbergen geboren. De vreugde is van korte duur want op 30 april 1857 overlijdt ook Anna, 6 jaar oud, nog geboren in Vollenhove. Het harde bestaan laat Gerritdina Miskotte niet onaangetast. Nadat haar dochtertje Hendrika maar 14 maanden oud is geworden overlijdt ook zij op 19 maart 1859, niet opgewassen tegen de heersende erbarmelijke omstandigheden.

Fennigje Jansen

Jan Zandbergen is opnieuw weduwnaar. Mocht u uit het bovenstaande concluderen dat het voor de tweede keer is. moet ik u nog vertellen dat hij, voordat hij in als 30-jarige in het huwelijk trad met Rensje Schuit waarmee hij naar Vroomshoop kwam, reeds weduwnaar was van Willempje Bergkamp. Maar Jan is niet gebroken. Op 23 januari 1860 trouwt hij opnieuw met de (schrik niet) 29 jaar jongere Fennigje Jansen, z’n vierde vrouw dus. Hij verhuist, en het gaat hem beter. Dit ook kinderrijke huwelijk brengt onder anderen jongens voort die later als brugwachter door het leven gaan. Een anekdote wil dat de oude Jan Zandbergen onder geen beding zijn jonge vrouw naar de kermis wilde laten gaan. De blijkbaar toen al geëmancipeerde vrouw trok zich er echter niets van aan en ging toch!  Hij was hierover zo kwaad dat hij weken lang met haar geen woord wisselde. Jan z’n ongerustheid was niet helemaal ongegrond als men bedenkt dat juist daar bij uitstek de verkeringen ontstonden. Jan Zandbergen een pionier van het eerste uur die zich onder zware omstandigheden een bestaan wist op te bouwen overleed op 94-jarige leeftijd te Vroomshoop.

 

De verdwenen Vroomshoopse cafés

door: Herman Dasselaar

foto1

De Scholle  in Vroomshoop rond 1905 met rechts de Brugwachterswoning en twee vrouwen in klederdracht welk gebruik blijkbaar nog in zwang was.

Vroomshoop dat vanaf haar ontstaan een snelle groei door maakte, heeft door de tijd heen heel wat cafés gekend, die inmiddels weer verdwenen zijn. We dienen ons te realiseren dat cafés vroeger een veel grotere sociale functie hadden dan tegenwoordig; men hoorde er de laatste nieuwtjes, je kon er voor vertier een kaartje leggen en het was tevens een trefpunt voor het ondernemen van gezamenlijke activiteiten. Stamtafels en later de biljarts waren onmiskenbare attributen welke dan ook in geen enkel café ontbraken. Vaak werden cafés aangedaan na gedane arbeid en in latere jaren ook na het bezoeken van sportwedstrijden en andere evenementen.

Kortom een café bood een welkome afwisseling op de sleur van het dagelijkse bestaan. Verstokte vrijgezellen, of diegene die het thuis niet konden vinden, maar ook vermaak zoekers waren veelal de vaste stamgasten. Een groot aantal van de eerste cafés ontstonden op kruisingen van wegen en kanalen; de aangewezen plek om met enig succes, een dergelijk etablissement te kunnen exploiteren.   Evenals tegenwoordig werden naast het tappen van bier en het schenken van een borrel, nevenactiviteiten ondernomen, om zo “de boel” draaiende te houden, De één deed dit door het exploiteren van een feestzaaltje, de andere door het houden van een logement.

We zullen proberen de vele cafés die Vroomshoop eens rijk is geweest  op een rijtje te zetten, in de hoop natuurlijk dat we er niet eentje vergeten. De vroegere drank en horecawet gebiedt ons eigenlijk onderscheid te maken tussen de verschillende vergunninghouders. Zo was een verlof A-houder gerechtigd bier en limonade te schenken en  verlof B-houder alleen limonade (en stiekem een borrel) en een die een volledige vergunning bezat naast bovengenoemde ook gedistilleerde draken mocht schenken. Het voert hier te ver dit onderscheid telkens aan te geven, evenzeer als de vele opvolgende eigenaren die elk café telkens gehad heeft.

separatiepunt vroomshoopOp deze foto een afbeelding van het separatie punt ongeveer in het midden van de vorige eeuw . Links aan de overzijde zien we café Tebberman en in het witte pand aan de rechterzijde was indertijd  café Radstaak gevestigd.

Om te beginnen café Vos, later Tebberman, op het punt van separatie.  Het was een pleisterplaats voor scheepsjagers en beurtschippers. Naast het café bedrijf dreef Arend Tebberman, maar later ook zoon Mans, een logement en tevens werden er rijtuigen verhuurd voor uiteenlopende doeleinden. Zelfs lang is er de Vroomshoopse lijkkoets gestationeerd geweest. Het café is verdwenen als laatste was Cees van der Heuvel de exploitant van het café- restaurant waar ook Prins carnaval resideerde.

Over de brug, aan het begin van de Vriezenveenseweg had men vroeger café Radstaak, voordien in handen van respectievelijk de Vries en Schoenmaker. Toen de laatste kastelein Ab Radstaak  hartklachten kreeg, ging dit café in 1977 dicht. Even zuidelijker aan de Vriezenveenseweg bevond zich café Elerveld later café Evers. In de zeventiger jaren was er nog een jongerenbar gevestigd genaamd ”het praathuis”. Men heeft het “niet aan de praat”houden want na enkele jaren sloot het definitief haar deuren.

Aan het eind van de Stationslaan, links, bevond zich vroeger het “stations koffiehuis”. Het werd geëxploiteerd door Geert Schuringa, van oorsprong uit Friesland afkomstig. Later kwam dit café in handen van Herman Khulmann, een corpulente cafébaas die voordien aan de Geerdijk het beroep van (hoef)smid had uitgeoefend. Ook Veerkamp en Donderwinkel  hebben er de scepter gezwaaid. Bij Sluis V bezat vroeger  Albert Lanting ook een verlof. Hij “bediende” er de schippers mee die in de schut lagen.

foto3

Café Gerrits stond op de plaats waar nu het winkel- en wooncomplex “Boegstate” is gevestigd. Op de foto zien we rechts nog een paarde kribbe waarin voer kon worden gedaan voor de paarden, 

Centraal in Vroomshoop op de kruising Hammerstraat – Hoofdstraat, was eertijds het café van Mans Gerrits gevestigd. Het zat er tijdens de marktdagen stampende vol met gasten. Volgens insiders bezat dit café een oergezellige gelagkamer, welke de sfeer ademde van lang vervlogen tijden. Een paar huizen verder de Hoodstraat op had Willen van den Bosch zijn café: in het zelfde pand was ook de fietsenmakerij van Feibe Heikens gevestigd. Toen in 1969 zijn zoon Hendrik van den Bosch het café sloot en er een slijterij van maakte, verdween ook dit café van het toneel. Op de hoek van de Julianastraat met de Hoofdstraat bevond zicht vroeger café Kleijsen dat op 27 maart 1903 overging in handen van Jan Koekkoek. Ook hier was het tijdens de marktdagen een drukte van belang. Het café werd gesloten in 1969 waarna Arno Koekkoek er nog lang  een slijterij met een feestzaal voor bruiloften en partijen exploiteerde.

Ter hoogte van het oude Irene maar dan aan de zuidzijde van de Julianastraat, was tot enkele jaren na de oorlog het café van Willem Wijnen. Toen de Duitsers de brug aan de Tonnendijk lieten springen leed de daar aanwezige openbare school zoveel schade dat lesgeven onmogelijk was geworden. Men week toen met een gedeelte van de kinderen uit naar o.a. het vergaderzaaltje dat bij Willem Wijnen z’n café behoorde.

Op de hoek van de Nieuwstraat en de Hammerweg stond vroeger café “het Hoekje” begonnen in 1924 door Jochem Boes. De laatste cafébaas was hier Albert Elferink. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw viel ook voor dit café definitief het doek.

Iets verder op de Hammerweg tegenover architectenbureau Oldenhuis, stond cafe Brinkman. Verweven met de historie van het Vroomshoopse voetbal en ook korfbal, was het jarenlang een trefpunt voor spelers en supporters. Nadat Willen Brinkman er in 1962 mee stopte en de grond met de opstallen aan de Gemeente Den Ham werden verkocht was het ook met dit café gedaan. Pas vele jaren later is het pand, dat vanaf 1935 dienst had gedaan, gesloopt.

Halverwege den Ham ter hoogte van de huidige  zgn. Telmans woningen bevond zich het café van Bauke de Groot. Bouke deed het later over in handen van Dieks Hekman. Het café met z’n veranda en platte dak,  deed denken aan een echte Amerikaanse “saloon” ging na de oorlog dicht en verdween ook dit café onder de slopers hamer.

 

foto2

Op deze foto zien we  het café “de Brug” toen het nog “de Vriendschap” heette. Het bestaat nog steeds en is gelegen op de hoek van de Geerdijk en de Noorderweg.

Aan de Geerdijk, net over het spoor links was het café van Jan Harmsen.  Als nevenactiviteit werd er een dorsmachine geëxploiteerd. Later omstreeks 1930, kocht hij de toenmalige slagerij van Denissen, op de hoek bij de Geerdijk alwaar hij café “de Vriendschap” vestigde. Dit nog steeds bestaande café wat tegenwoordig de naam “De Brug” draagt, werd jaren lang door de schoonzoon van Jan Harmsen, Herman ter Riele  (en schoonzus  Lenie) geëxploiteerd. Aan de overzijde van het kanaal aan de Schoolstraat direct tegenover de brug is vroeger ook een café geweest. De caféhouder Elferink geheten was tevens wisselloper voor de Vroomshoopse ondernemers. Ook aan de Schoolstraat maar dan bijna bij de Tonnendijk bevond zich vele jaren gelden ook nog een café. De eigenaar Hendrik Overweg was een vervener en tevens cafébaas, maar het café verdween al ver voor de oorlog.

foto

Het eerste café van Tiemen Postma was gevestigd aan het begin van de Schoolstraat. Hier op het terras zitten achter hun pilsje Vlnr,: Willem Rotman, Gerrit Jan Moddejonge, Geert Prangsma, Tiemen Postma, Willem Lantink, Dirk Bruins en Willem Hilberink.

Een eindje de Tonnendijk op, aan de linkerkant, was tot circa 1990 café “Nooitgedacht” begonnen door Tiemen Postma en voortgezet door z’n schoonzoon Johannes Lucas. Tiemen had voordien een café aan de Schoolstraat (zie foto hierboven). Café “Nooitgedacht” bezat naast een vergaderzaal ook een tijdlang een winkeltje in “van alles en nog wat” Het café ging in maart 1991 dicht wegens ziekte van de toen 88-jarige Trijntje Postma die meer dan 70 jaar lang de tap bediende.Verder de Tonnendijk op had vroeger een zekere van der Woude ook een verlof maar daar is niet veel meer van bekend. Aan diezelfde Tonnendijk vinden we nog steeds café “Tonnegie” indertijd begonnen door de familie Dogger en nu in handen van een Chinese familie.

Door gebrek aan klandizie , een veranderd leefpatroon van de bezoekers, en velerlei andere oorzaken ging het ene na het andere café ter ziele. Er resteren nog een handje vol van dit soort gelegenheden. Ook de concurrentie van de vele sportkantines heeft het cafébedrijf geen goed gedaan.Doch tijden veranderen, en wat is er leuker om mee te eindigen dan met een oud Vroomshoops gedichtje over vervener Hendrik Jan Pijlman die in 1857 naar Vroomshoop kwam, in een enigszins aangepaste vorm:

 Op het punt van separatie woont Jan Pijlman met zijn vrouw.  Grote ramen kleine ruiten, weinig licht maar wel veel duiten. ’s Avonds gaat Jan naar ’t logement met zes en een halve cent. Vijf cent voor een glaasje klare, één cent voor een stink sigare, en een halve cent voor de kastelein, me dunkt die Jan Pijlman mag er zijn. 

 

 

 

 

 

Han(s) Veneman

potloodtekening van Hans Veneman 13 x 18 cm

HAN(S) VENEMAN 1939-1991

 door Herman Dasselaar.

Hans Veneman werd geboren en groeide op in Vroomshoop, een dorp zoals we allemaal weten, wat niet overloopt van kunstenaars.
Voor een modern kunstschilder nou niet een omgeving waarin je gemakkelijk tot ontwikkeling komt.
Na de lagere schooI in Vroomshoop te hebben doorlopen gaat hij in Almelo naar school, op zijn brommer, en als deze het niet meer doet betaald hij de fietsenmaker met een schilderij, hij bezoekt de LTS, de DEVA vakschool en een blauwe maandag de AKI.

Hij beseft zich terdege dat het beroep van kunstenaar geen gemakkelijke zal zijn. Toch kiest hij ervoor, als autodidact, zijn eerste houtskooltekeningen die via de BKR (beeldende kunstenaars regeling) in het bezit komen van de gemeente Den Ham zijn nog sterk figuratief en sommige nog fijn en uitgewerkt.
Maar allengs produceerde deze markante en uitbundige persoonlijkheid andere doeken waaruit zijn temperament en de bewondering voor de COBRA schilders als Appel en Lucibert naar voren komt.

Hoe onorthodox zijn konterfeitsels ook zijn, ze worden overal in het toenmalige gemeentehuis opgehangen. De meest herkenbare en figuratieve werken hebben de voorkeur bij de ambtenaren, de te heftige schilderijen verdwijnen in de kelder of worden geruild met andere gemeentes.
Eén doek doet de gemoederen binnen het doorgaans rustige gemeentehuis behoorlijk in beroering komen, de titel deed namelijk vermoeden dat er de geslachtsdaad op te zien moest zijn, het schilderij werd dan ook, na veel ophef, naar de kelder verbannen.

Inmiddels had Veneman zich in Almelo gevestigd, zijn kunstwerken worden steeds groter kleurrijker en meer en meer expressionistisch.
Samen met Jan Gierveld en Joop Nijhof heeft hij zijn atelier, woon en expositieruimte in het oude postkantoor van Almelo (1969) en probeert het publiek binnen te halen met muziek en voorstellingen.

In een veranderende kijk op het kunstenaarsschap en uit liefde voor de kunst wilde hij niet eenzaam op een koude zolder in stilte zijn meesterwerken creëren, nee hij wilde maatschappelijk betrokken, midden tussen de mensen, kunstpausen en kitspoepers, zoals hij het zelf noemde, zijn ultieme creaties laten ontstaan.
Almelo en omgeving heeft het geweten, geen enkele kunstenaar uit Almelo trok toentertijd zoveel aandacht als Veneman.
Zelfs de landelijke pers kon niet om hem heen.Toen Hanveneman, zoals hij zich bij voorkeur later noemde, met veel elan aankondigde vanuit een vliegtuigje een schilderij te willen maken zo groot als een voetbalveld, trok hij landelijke de aandacht.

Op erve noordik (1970) aan de Schapendijk in Almelo waar ik hem met vrienden wel eens bezocht verhaalde hij enthousiast over zijn grootste plannen en projecten “action painting” was zijn credo in die tijd en maakte op disco avonden doorzichtige “light-painting” schilderijen met muziek als directe inspiratiebron.


Action- painting 1983 olieverf 150 x 300 cm Particuliere collectie.

Wie nu nog denkt dat hij een fijnbesnaarde intellectueel was moet ik teleurstellen, hij was het tegendeel, meer een bewogen primitieve nomade of sjamaan zoals journalist Han Pape het indertijd noemde,die in zijn doeken verf, hout, zand, lijm, as en teer verwerkte, en een gedreven iemand die uit het leven haalde wat er maar in kon zitten, non-conformistisch op alle fronten, wars van hotemetoten moraalridders en snobisme zocht hij zijn eigen weg, uitdagend met enorme werkkracht produceerde hij een oeuvre wat het midden houd, volgens de “kenners” tussen expressie en expansie.

Daarnaast ontpopte Veneman zich in die tijd als beeldhouwer, begin 1973 beland hij in het ziekenhuis met een gebroken kaak daar boetseerde hij beeldjes die later gegoten en op groot formaat een plaats kregen op straten pleinen en stadhuizen van Almelo en Delden met titels als “de Vogelman” en de “verovering van Europa door een stier”.

In aanwezigheid van staatssecretaris De Graaf schildert hij in Hengelo onder ritmische begeleiding van een drummer in Eén sessie van 20 minuten het doek genaamd “de vuurvogel” in expressieve penseelstreken.Met het publiek als getuige en muziek ballet en voordracht als verhogende belevingswaarde in optredens of performance die hij “confrontation Art”noemt treed hij met Simon Vinkenoog op in Bilthoven, Utrecht, Eindhoven en elders in den lande in zijn ”theater” van de schilderskunst.


Vogel-hoofd 1985 olieverf 120 x 110 cm Particuliere collectie.

Dans muziek en poëzie zijn de rode draad, zich helemaal thuisvoelend tussen de dichters, schrijvers en muzikanten wil hij meer en groter maar sponsors ontbreken, tot in 1984 Vroomshoop bereid blijkt te zijn ter gelegenheid van haar 125 jarige bestaan een bescheiden versie van “coleured rian” toe te staan. Vanuit een helikopter werpt Hanveneman verf op een doek van 3 bij 4 meter. En wordt later met een bezem als kwast afgemaakt. Geen voetbalveld dus en ook geen spectaculaire duikvluchten. Simon Vinkenoog begeleid het geheel met muziek en poëzie.

Overal in den lande en daar buiten exposeert hij, teveel om op te noemen. Zijn rusteloosheid en dadendrang werden hem teveel en
plannen voor een nieuw performance op het plein van de dom van Keulen lagen klaar, als de dood hem verrast op 6 februari 1991 terwijl hij aan het werk was in Enschede.

Zijn nagelaten doeken en gedroogde verfmassa’s kunnen niet volledig weergeven het uitbundig ontstaan, de happening, het sprakeloos toekijken van het publiek opgezweept door dans muziek en poëzie, de energie van de scheppingsdaad en het moment suprème van het ontstaan van zijn creatie, waar het hem allemaal om begonnen was.

In vijf Almelose galeries wordt een jaar na zijn dood een gezamenlijke expositie ingericht met als thema een “een afscheid “ de toenmalige wethouder van cultuur P.J. Grondel opent het geheel en Jan Joris Nieuwenhuis zorgt voor de muzikale omlijsting hij speelt de uitvoering “Sonic landscapes for oboe and taped electronic music” van de componist Mark Philips. Simon Vinkenoog spreekt de bezoekers toe en draagt een gedicht voor met als titel “koraalzang” de aanwezigen waarderen alles na afloop met een warm applaus. Geen “action “ dus maar een genormaliseerd samenzijn.

Zijn werk bevindt zich voornamelijk in de collecties van de gemeente Almelo, Twenterand en in particuliere collecties in binnen en buitenland en bij de erven.
Wie nu de immens grote burgemeesterskamer van de gemeente Twenterand binnentreed ziet achter het bureau van de eerste burger een grote prachtige veelkeurige Hans Veneman hangen, het kan verkeren.

Herman Dasselaar,

Bronnen: Simon Vinkenoog, Peggie Breitbart, Han Pape, Hanveneman een afscheid, verschillende krantenartikelen en publicaties.